Regeringscommissaris adviseert over aanpak grensoverschrijdend gedrag in vrouwengevangenissen
De machtsverhouding tussen medewerkers en gedetineerden in een penitentiaire inrichting (PI) voor vrouwen vergroot het risico op (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. En ook andere risicofactoren zijn bovenmatig aanwezig in PI’s. Daarom adviseert Regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld Mariëtte Hamer te werken aan een aanspreekcultuur onder medewerkers, wil zij dat de voorspelbaarheid voor gedetineerden wordt vergroot en moeten de mogelijkheden om te melden beter aansluiten bij de leefwereld van gedetineerden. Hamer stelt in een vandaag gepubliceerd advies dat er aan deze punten gewerkt moeten worden om de veiligheid van gedetineerden en medewerkers te vergroten.
Na verschillende misstanden en een kritisch rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over penitentiaire inrichting Nieuwersluis vroeg de directeur-generaal van Dienst Justitiële Inrichtingen namens demissionair minister voor Rechtsbescherming Weerwind om een advies. Hamer werd gevraagd te kijken naar het pakket van maatregelen dat JenV en DJI hebben voorgesteld om de sociale veiligheid te verbeteren en melden laagdrempeliger te maken. Hiervoor sprak zij onder meer met medewerkers en directies van PI’s, toezichthouders in de PI en (ex-)gedetineerden.
Machtsverschil en afhankelijkheid
Het machtsverschil tussen gedetineerden en penitentiair inrichtingswerkers is zo groot dat ieder seksueel contact volgens de wet strafbaar is. Of de gedetineerde ermee instemt is dus irrelevant. Toch komt seksueel grensoverschrijdend gedrag voor in gevangenissen. Hamer: “Factoren die op organisatieniveau het risico op grensoverschrijdend gedrag vergroten zijn bovenmatig aanwezig in penitentiaire inrichtingen, zoals machtsafhankelijkheid, een grote mate van hiërarchie, één op één werksituaties, onzekerheid over het toekomstperspectief, en afhankelijkheid van individuele beoordeling. Bovendien lopen vrouwen, mensen met een (lichte) verstandelijke beperking, mensen met eerder trauma, en jongvolwassenen meer risico en ook deze factoren zijn in vrouwengevangenissen meer dan gemiddeld aanwezig.”
Voorspelbaarheid
Medewerkers aanspreken op grensoverschrijdend gedrag is voor gedetineerden extra moeilijk, omdat de gedetineerde volledig afhankelijk is van medewerkers, bijvoorbeeld voor het toekennen of onthouden van privileges, maar ook voor bijvoorbeeld eten en drinken en medische zorg. Hamer concludeert dat dit niet weg te nemen is, maar beveelt wel aan om de voorspelbaarheid voor gedetineerden te vergroten. Bijvoorbeeld door de discretionaire bevoegdheid te verkleinen, het vierogenprincipe vaker toe te passen, en door erop toe te zien dat regels door iedereen worden nageleefd.
Melden is moeilijk
Ook melding doen van grensoverschrijdend gedrag is voor een gedetineerde moeilijk. Daarom doet Hamer verschillende aanbevelingen om melden laagdrempeliger te maken. De commissie van toezicht, bestaande uit externen die afwisselend aanwezig zijn op de PI en waar iedere gedetineerde bij terecht kan, zou hun communicatie meer moeten afstemmen op de gedetineerden. Hamer: “De meeste gedetineerden hebben weinig scholing en op seksueel grensoverschrijdend gedrag rust een taboe. Ze hebben dus belang bij eenvoudige, maar heldere informatie, die uitstraalt dat de toezichthouders onafhankelijk zijn van Dienst Justitiële Inrichtingen. Ook aan de toegankelijke en meer diverse uitstraling van de commissies moet worden gewerkt. Gedetineerden moeten vertrouwelijk kunnen melden, buiten het zicht van medewerkers. Daarnaast moeten de leden van de commissies van toezicht kennis hebben over verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag en specifiek van seksueel grensoverschrijdend gedrag, zodat ze het kunnen signaleren en er goed mee om kunnen gaan.”
Rol van medewerkers
De inspectie constateerde al dat de omgang met vrouwelijke gedetineerde speciale vaardigheden vereist van medewerkers. Hamer constateert dat verschillende generaties anders kijken naar de omgang met gedetineerden: oudere medewerkers hebben over het algemeen een voorkeur voor een zakelijke, wellicht zelfs afstandelijke of directieve omgang met gedetineerden. Jongere medewerkers lijken juist, conform de competentie-eisen, meer belang te hechten aan dialoog met gedetineerden. Een verschil in benadering kan niet alleen zorgen voor onderlinge irritatie, maar kan uitmonden in willekeur bij de behandeling van gedetineerden. Dit heeft ook weer impact op de sociale veiligheid van medewerkers, voor wie de leefomgeving van gedetineerden de werkomgeving is. Collega’s kunnen bijvoorbeeld tegen elkaar uitgespeeld worden, wat kan leiden tot conflicten. Hamer: “Bevorder een cultuur waarin regels voorop staan en elkaar erop aanspreken normaal is. Dat kan met omstanderstrainingen, door regels regelmatig te bespreken met medewerkers en leidinggevenden, en door normstellend voorbeeldgedrag te vertonen.”